samadhi de achtste en hoogste stap van het achtvoudige yogapad. In deze toestand smelt het bewustzijn van de mediteerder samen met het object van meditatie, en komt de geest volledig tot rust.
Patanjali beschrijft samadhi als:
"Tad eva artha-mātra-nirbhāsam svarūpa-śūnyam iva samādhiḥ" (Yoga Sutra 3.3)
“Samadhi is de toestand waarin alleen het object van meditatie schijnt, alsof het bewustzijn van de mediteerder zelf verdwenen is.”
Met andere woorden: er is geen gevoel van "ik mediteer op dit object", maar alleen de ervaring van het object zelf — zonder ego, zonder gedachten.
Patanjali maakt een onderscheid tussen twee hoofdcategorieën van samadhi:
1. Sabija Samadhi (met inhoud)
De geest is nog verbonden aan een object (zoals een beeld, mantra, idee).
Onderverdeeld in vier fasen (op basis van mate van subtiliteit):
Vitarka – met woorden of grove objecten
Vichara – met subtielere objecten
Ananda – met een gevoel van gelukzaligheid
Asmita – met puur "ik-besef"
2. Nirbija Samadhi (zonder inhoud)
De hoogste vorm van samadhi.
Geen gedachten, geen object, geen ego — alleen puur bewustzijn.
Dit wordt vaak geassocieerd met kaivalya (spirituele bevrijding).
Voor Patanjali is samadhi niet alleen een meditatieve toestand, maar het middel tot bevrijding (moksha of kaivalya). Door samadhi overstijgt de yogi alle mentale fluctuaties (vrittis) en bereikt men de ware aard van het zelf — zuiver bewustzijn (purusha).